Meer detailcijfers over demografie en gezinssamenstelling
Cijfers op maatMeer info over de bronnen, de berekeningswijzen en de definities in het rapport.
Achtergrondinformatie en documentatieIn 2025 waren er 1.851.237 kinderen en jongeren in Vlaanderen, 9.111 meer dan in 2024.
De evolutie van het aantal kinderen verschilt naargelang de leeftijdsgroep. Volgens de cijfers van Statbel was er in het Vlaamse Gewest in vergelijking met 2024:
Voor de totale groep minderjarige kinderen komt dat neer op een daling met 737 kinderen (-0,1%). Bij de jongeren van 18 tot 25 jaar is er een toename met 1,8% (+9.848 jongvolwassenen).
Kinderen en jongeren met een leeftijd tussen 0 en 25 jaar maakten in 2025 27% van de Vlaamse bevolking uit. Het aandeel minderjarigen bedraagt 19,2%.
Als we de evolutie van het aantal jongeren tot 25 jaar bekijken voor de voorbije 20 jaar, dan zien we dat die bevolkingsgroep sinds 2003 nooit groter was dan in 2025. Over 20 jaar zien we een stijging met meer dan 140.000 kinderen en jongeren. Vooral vanaf 2009 doet er zich een stijging van het aantal kinderen voor. De stijging van het geboortecijfer van 2003 tot en met 2010 vormt daar de belangrijkste verklaring voor. Het aantal minderjarigen neemt wel voor het eerst sinds 2005 weer beperkt af. Hoewel het aantal jongeren onder de 25 jaar sinds 2005 toenam met 8,3%, daalde hun aandeel in de totale Vlaamse bevolking de afgelopen 20 jaar wel (van 28,3% naar 27%).
De provincie Antwerpen kent het grootste aantal kinderen en jongeren tot 25 jaar. In de provincie Limburg wonen heel wat minder kinderen. Zetten we het aantal jongeren af tegenover de totale populatie in de provincie, dan kent Vlaams-Brabant in 2025 het hoogste aandeel 0- tot 25-jarigen (28,6%). In West-Vlaanderen ligt het aandeel het laagst (25,2%). De cijfers in onderstaande grafiek worden getoond volgens de indeling na diverse fusies die op 1 januari 2025 ingingen.
In cijfers op maat vind je details terug over het aantal kinderen en jongeren, naar leeftijd(sklasse), tot op gemeenteniveau. Op de eerste pagina van dit dashboard worden cijfers getoond volgens de indeling na diverse fusies die op 1 januari 2025 ingingen.
Het Federaal Planbureau publiceert samen met Statbel bevolkingsvooruitzichten per leeftijd. De onderstaande figuur geeft de evolutie weer van het verwachte aantal kinderen per leeftijdscategorie volgens de meest recente vooruitzichten 2024-2070. Deze gaan uit van de waarnemingen op 1 januari 2024. De verschilscores worden altijd berekend tegenover 2024. Een negatief cijfer betekent dus dat het voorspelde aantal kinderen voor dat jaar lager ligt dan in 2024. Wanneer het verschil groter wordt, spreken we van een aanhoudende daling, wanneer het nog negatief is, maar kleiner dan het jaar ervoor, is er opnieuw een toename tegenover het jaar ervoor, maar ligt het wel nog steeds onder het aantal van 2024.
Volgens de projecties zou het aantal kinderen onder de 3 jaar in het Vlaamse Gewest in 2025 afnemen (-3.642 kinderen), ook in 2026 zou er nog een beperkte daling zijn. Daarna neemt de groep kinderen van 0-3 jaar steeds verder toe. In 2040 zouden er 214.383 kinderen onder de 3 jaar zijn, 18.358 meer dan in 2024.
Het aantal 3- tot -6 jarigen zou beperkt toenemen in 2025. Vanaf 2026 daalt deze groep kinderen om vanaf 2030 opnieuw te stijgen. Vanaf 2032 (niet opgenomen in de figuur) ligt het aantal 3- tot 6-jarigen opnieuw hoger dan in 2024. In 2040 voorspelt men 217.227 kinderen in die leeftijdscategorie, 12.947 meer dan in 2024.
Op Vlaams niveau zou het aantal kinderen van 6 tot 12 jaar aanhoudend beginnen te dalen in de periode 2025-2032 (met enkel in 2028 een eenmalige toename). Pas vanaf 2032 (niet opgenomen in de figuur) zou het aantal kinderen in die leeftijdscategorie opnieuw toenemen om in 2040 (440.992) bijna weer uit te komen op het niveau van 2024 (444.527 kinderen).
Tot 2026 zal het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar blijven toenemen, daarna zal het aantal beginnen te dalen tot en met 2040 (enkel in 2039 verwacht men eenmalig een stijging). In 2040 bedraagt het aantal jongeren van 12-18 jaar 446.008, meer dan 25.000 jongeren minder dan in 2024.
Het aantal jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) zou aanhoudend toenemen tot en met 2033 (het jaarcijfer 2033 is niet opgenomen in de figuur). Daarna daalt het aantal, maar ook in 2040 zouden er nog bijna 43.000 jongvolwassenen meer zijn als in 2024.
Als de vooruitzichten kloppen, verwachten we voor het volgende decennium een toenemende vraag naar plaatsen in de kinderopvang en in het kleuteronderwijs en een toename van de studentenpopulatie voor het hoger onderwijs.
In dit dashboard vind je de provinciale verschillen in de bevolkingsvooruitzichten voor kinderen en jongeren. Op deze pagina van het dashboard worden cijfers getoond volgens de indeling in gemeenten die in 2024 geldig was en dus nog niet volgens de indeling na diverse fusies die op 1 januari 2025 ingingen.
De Vlaamse Statistische autoriteit stelt driejaarlijks bevolkingsvooruitzichten op voor het Vlaams Gewest, je vindt ze hier terug tot op gemeenteniveau.
Het wachtregister is een gegevensbank van de federale overheid die gegevens bevat over vreemdelingen (en hun familieleden) die zich vluchteling verklaren of vragen om als vluchteling erkend te worden. Begin mei 2025 waren er in het Vlaamse Gewest 5.468 minderjarigen ingeschreven in het wachtregister. Dat zijn er 116 meer dan het jaar ervoor. Meer dan de helft van de kinderen is jonger dan 12 jaar.
Op basis van officiële domiciliegegevens kunnen we cijfers afleiden over de gezinsvorm en het gezinstype waarin kinderen opgroeien. Hoewel de feitelijke gezins- of verblijfsituatie daarvan kan afwijken, levert dat wel relevante inzichten op.
In 2024 leven de meeste minderjarigen in een tweeoudergezin (82%). 15,3% woont in een eenoudergezin. In de voorgaande jaren lagen die cijfers op hetzelfde niveau, al neemt het aandeel kinderen in een eenoudergezin beperkt toe tegenover het aandeel kinderen in een tweeoudergezin (+0,7 procentpunt sinds 2020).
Er zijn duidelijke verschuivingen bij het gezinstype. Het aantal kinderen bij een gehuwd paar neemt jaar na jaar af (van 58% in 2020 naar 55,8% in 2024).
12,7% van de minderjarige kinderen woont bij een alleenstaande moeder, 2,6% woont bij een alleenstaande vader. Die cijfers liggen heel wat lager bij de jongste kinderen en hoger bij de oudere kinderen. 6,8% van de kinderen onder de drie jaar woont in 2024 bij een alleenstaande moeder, 0,9% bij een alleenstaande vader. Bij de 12- tot 17-jarigen gaat het respectievelijk om 16,4% en 3,8%.
De provinciale verschillen naar het gezinstype waarin kinderen opgroeien zijn klein. De cijfers worden getoond volgens de indeling na diverse fusies die op 1 januari 2025 ingingen.
Uit de gegevens over de samenstelling van een gezin op hetzelfde domicilieadres kan Statbel afleiden hoeveel kinderen (tot 25 jaar) met andere kinderen (tot 25 jaar) samenwonen. We beschouwen kinderen die op hetzelfde adres wonen als (stief)broers of (stief)zussen.
21% van de kinderen onder de 25 jaar vormt het enige kind (onder de 25 jaar) in het gezin. 45,4% heeft 1 broer of zus onder de 25 jaar, 21,6% van de kinderen leeft samen met 2 andere kinderen en 12% heeft 3 of meer broers of zussen onder de 25 jaar.
De jongste en oudste kinderen vertoeven het meest als enige kind in het gezin, wat ook gebruikelijk is. Bij de eerste groep zijn er wellicht nog broers of zussen op komst, de tweede groep heeft vaak broers of zussen die niet meer op hetzelfde adres wonen. Bij de kinderen tussen 3 en 12 jaar zijn er beduidend meer kinderen met 1 of 2 broers of zussen.
Veel kinderen en jongeren hebben een (stief)vader die ouder is dan de (stief)moeder. Dat verschil zien we in alle leeftijdsklassen. Bij de kinderen onder de 18 jaar heeft 52,6% in 2024 een moeder met een leeftijd onder de 40 jaar; 39,1% van die kinderen heeft een vader jonger dan 40 jaar.
66,5% van de kinderen jonger dan 3 jaar heeft een moeder tussen de 30 en 40 jaar, 66,6% heeft een vader in die leeftijdsklasse. Van de kinderen jonger dan 3 jaar heeft 19,4% een vader die ouder is dan 40 jaar (2,7% heeft zelfs een vader ouder dan 50 jaar), 7,5% van die kinderen heeft een moeder ouder dan 40 jaar. Bij kinderen in de leeftijdsklasse 12 tot en met 17 jaar heeft 15,1% een moeder die ouder is dan 50 jaar en 31,4% een vader ouder dan 50 jaar.
In 2024 waren er in het Vlaamse Gewest meer dan 1 miljoen gezinnen met (inwonende) kinderen. Wanneer we de gezinnen opdelen naar leeftijd van het jongste kind, stellen we vast dat er in 716.696 gezinnen (66,9%) minstens 1 minderjarig kind aanwezig was en dat 47,3% van de gezinnen minstens 1 kind onder de 12 jaar telt.
De diversiteit van die gezinnen uit zich sterk in het aantal kinderen in het gezin. Om over de gezinsomvang uitspraken te kunnen doen, maakt het wel uit welke kinderen worden meegeteld. In de onderstaande visualisatie namen we daarom 2 figuren op. In de eerste figuur geven we de gezinsomvang van gezinnen met minstens 1 minderjarig kind (ongeacht de leeftijd van de andere inwonende kinderen), in de tweede figuur geven we de gezinsomvang van gezinnen met enkel minderjarige kinderen.
45,4% van de gezinnen waar alle kinderen minderjarig zijn, heeft 2 (minderjarige) kinderen. 12,9% van die gezinnen heeft minstens 3 (minderjarige) kinderen. Wanneer we de omvang van het gezin berekenen door alle – ook meerderjarige – kinderen mee te tellen, dan bedraagt het aandeel ‘grote’ gezinnen zelfs 23,1% in 2024.
In 2024 zijn meer dan 8 op 10 gezinnen met inwonende kinderen tot maximum 25 jaar tweeoudergezinnen. 19,9% van de gezinnen is een eenoudergezin. Het gaat vooral (16%) om alleenstaande moeders.
Als we de cijfers meer in detail bekijken zien we dat het aandeel eenoudergezinnen toeneemt met de leeftijd van het jongste kind. 10,6% van de gezinnen met een kind onder de zes jaar vormt een eenoudergezin. Wanneer we de gezinnen bekijken met een jongste kind tussen 6 en 12 jaar gaat het om 20,1%. Bij gezinnen met een jongste kind tussen 12 en 18 jaar loopt het aandeel eenoudergezinnen op tot 25,5% en bij kinderen tussen 18 en 25 jaar tot 29,1%.
Ruim de helft van de eenoudergezinnen waar alle kinderen jonger dan 25 jaar zijn, heeft slechts 1 kind. 13,6% heeft minstens 3 kinderen.
Om na te gaan in welke mate gezinnen moeten omgaan met verschillende opvang-, opvoedings-en ontwikkelingsnoden van kinderen van uiteenlopende leeftijden stellen we hieronder het aantal gezinnen met minstens 2 kinderen voor, volgens de leeftijd van het jongste en van het oudste kind.
34,9% van de meerkindgezinnen met minstens 1 kind onder de 6 jaar heeft nog 1 of meerdere andere kinderen van die leeftijd in 2024. 45,6% heeft zowel kinderen onder de 6 jaar als kinderen op lagereschoolleeftijd. De helft van de meerkindgezinnen met het jongste kind op lagereschoolleeftijd heeft ook 1 of meer kinderen van 12 tot 18 jaar. Meer dan helft (54,5%) van de gezinnen met een jongste kind op middelbareschoolleeftijd heeft een oudste kind tussen 18 en 24 jaar. In meerkindgezinnen met enkel jongvolwassenen (18-24 jaar) heeft bijna twee op de drie nog 1 of meerdere broers of zussen in dezelfde leeftijdscategorie en heeft bijna een derde nog 1 of meerdere broers of zussen ouder dan 25 jaar.
Team Datamanagement bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring.