Positief leefklimaat

Leefklimaat en werkklimaat gaan hand in hand

Over de effectiviteit van hulpverlening is bekend dat de relatie tussen hulpverlener en cliënt één van de belangrijkste algemeen werkzame factoren is, gezien opvoeden in de eerste plaats de taak is van de begeleider. De manier waarop hulpverleners het leefklimaat vormgeven is van doorslaggevend belang, daar dit grotendeels de kwaliteit en beleving van de zorg bepaalt.

Werkklimaat en leefklimaat spiegelen zich in elkaar. Cliënten en medewerkers beïnvloeden elkaar wederzijds. De werkomgeving van leefgroepbegeleiders is namelijk dezelfde als de leefomgeving van de jongere.  

Om de organisatie van een positief leefklimaat vorm te geven, is dus ook energie in de vorm van een goed werkklimaat noodzakelijk, gezien dit van invloed is op hoe medewerkers een gezond, open leef- en leerklimaat neerzetten.  

Het werkklimaat gaat over de visie van een medewerker op zijn/haar werk en de factoren die dit beïnvloeden. Leiderschap en teamfunctioneren, ontwikkelingsmogelijkheden, veiligheid, werkdruk en motivatie zijn belangrijke factoren behorend tot dat werkklimaat, waarbij er, met het oog op een positief leefklimaat, sprake is van een open en flexibele arbeidscultuur, gedeelde visie, inspirerend leiderschap, positief teamfunctioneren, minder werkdruk, een ondersteunende werkomgeving en goede werkmotivatie bij medewerkers.  

Bij de afwezigheid van een positief werkklimaat vertonen medewerkers zelf disfunctioneel gedrag en nemen chaos en repressie toe, wat op zijn beurt vaak maakt dat het leefklimaat negatief evolueert. Zo zorgt een repressief leefklimaat, waar straf en vernedering de bovenhand nemen, voor minder gemotiveerde hulpverleners en leidt mogelijks tot burn-out.  

De vervulling van de drie psychologische basisbehoeften (autonomie, betrokkenheid en competentie) van de zelfdeterminatietheorie geldt bijgevolg niet alleen voor jongeren, maar ook voor de medewerkers. De inzet op deze behoeften maakt dat medewerkers hun werkklimaat als positief omschrijven en ervaren, wat ook de vormgeving van een positief leefklimaat ten goede komt.  

  • Medewerkers kunnen zich autonoom voelen als ze zelf hun taken kunnen kiezen, maar ook wanneer ze achter de opgelegde taken kunnen staan en er de waarde van inzien.  
  • De behoefte aan betrokkenheid gaat over de relaties van de medewerker met anderen op het werk: een toffe sfeer ervaren op het werk, het gevoel hebben dat collega’s en leidinggevenden om je geven en – omgekeerd – dat jij deze anderen ook belangrijk vindt.  
  • Dingen doen waar je goed in bent, je talenten aanwenden en deze verder doorontwikkelen beschrijft de behoefte aan competentie.  

Bron: Eindrapport Academische Werkplaats Leefklimaat