Cijfers over kinderopvang baby's en peuters op lokaal niveau.
Cijfers op maatOntdek welke bronnen we gebruiken voor onze kwaliteitsvolle data.
Achtergrondinformatie en documentatieEind 2024 waren er 5.524 opvanglocaties voor baby's en peuters, goed voor een totaal van 93.175 vergunde plaatsen.
Plaatsen vallen vooral weg door:
De evolutie van het aantal plaatsen verschilt per gewest en provincie:
Er zijn in 2024 45,7 plaatsen per 100 kinderen tussen 0 en 3 jaar. Dit is een stijging ten opzichte van 2023 (44,6 plaatsen per 100 kinderen). Deze stijging betekent dat er meer opvangcapaciteit beschikbaar is in verhouding tot het aantal jonge kinderen. Dat komt niet zozeer door een sterke groei van het aantal plaatsen, maar wel door een lichte daling van het aantal kinderen onder de 3 jaar.
In 2024 is 85,1% van de plaatsen voor baby’s en peuters inkomensgerelateerd. Ouders betalen er een tarief dat afhangt van hun gezinsinkomen.
De stijging is vooral het resultaat van de beslissing van de Vlaamse Regering om bestaande plaatsen om te schakelen naar plaatsen met inkomenstarief, gekoppeld aan een verhoogde subsidie.
Opmerking: Deze cijfers omvatten ook 645 vergunde plaatsen die exclusief voor schoolkinderen bestemd zijn.
De Vlaamse Regering investeerde in omschakeling van bestaande plaatsen naar inkomenstarief, creatie van nieuwe plaatsen inkomenstarief en vrije toegang tot de basissubsidie. Resultaat:
Het aandeel van de plaatsen met subsidie inkomenstarief verschilt per regio:
Het gebruik van kinderopvang wordt op twee manieren berekend:
We berekenen het aandeel kinderen tot 3 jaar dat in de maand september in de formele opvang aanwezig was.
Het gebruik van formele kinderopvang in september 2024 varieert naargelang de leeftijd van het kind.
We bekijken het opvanggebruik van kinderen tot maximaal 3 jaar sinds hun geboorte, zelfs als ze op het moment van de berekening niet meer in de opvang zitten.
Het gebruik van formele opvang varieert sterk naargelang de origine van de moeder en de kansarmoedesituatie van het gezin:
Het verschil in gebruik van formele kinderopvang tussen de kansengroepen is zichtbaar in alles provincies. Ook in vele gemeenten verschilt het gebruik naargelang de kansarmoedesituatie van het gezin en de origine van de moeder.
Ruim 85% van de opgevangen kinderen gaat naar een locatie met inkomenstarief. Dat is een forse stijging tegenover 2023, toen dat aandeel nog 78% bedroeg.
Kinderen geboren in 2022 die gebruik maken van formele opvang, gingen gemiddeld 292 dagen naar de opvang tijdens hun eerste drie levensjaren.
Het totaal aantal opvangdagen blijft stijgen na de coronaperiode:
Deze toename toont aan dat de invloed van de coronapandemie verder afneemt (de laatste maatregelen vielen weg in 2022).
Achter het gemiddelde schuilen grote individuele verschillen:
Kinderen die niet in kansarmoede zijn geboren maken gemiddeld meer dagen gebruik van formele opvang dan kinderen die in kansarmoede geboren werden.
Dat verschil van 95 dagen wordt deels verklaard door de hogere instapleeftijd bij kansarme gezinnen (zie: Op welke leeftijd starten kinderen in de opvang?).
Ruim 28% van de kinderen die gebruik maken van formele kinderopvang, gaat naar een opvanglocatie in een andere gemeente dan de woonplaats. Dat aandeel stijgt licht maar gestaag jaar na jaar.
Er is veel lokale variatie: het percentage kinderen dat buiten de eigen gemeente wordt opgevangen verschilt sterk van gemeente tot gemeente. Voor meer detail: bekijk de gegevens per gemeente.
Een laag of hoog percentage opvang buiten de gemeente wijst niet automatisch op voldoende of onvoldoende opvangplaatsen in de eigen woonplaats.
Ouders kiezen bijvoorbeeld voor een andere gemeente, omdat:
Ruim 85% van de opgevangen kinderen gaat naar een opvanglocatie met inkomenstarief. Ouders betalen er een tarief dat afhangt van het gezinsinkomen. Enkel voor deze groep zijn er gedetailleerde cijfers beschikbaar over de betaalde prijs.
In 2024 bedroeg het gemiddeld inkomenstarief 17,41 euro per dag. Dat is een stijging van 4% ten opzichte van 2023 – in lijn met de stijging van de index.
Het gemiddeld tarief dat gezinnen betalen in de inkomensgerelateerde kinderopvang varieert sterk naargelang de kansarmoedesituatie en de origine van de moeder.
Gezinnen die aan specifieke voorwaarden voldoen – zoals werkloosheid, een opleidingstraject, pleegzorg of andere situaties – kunnen in aanmerking komen voor een verminderd tarief.
In 2024 werd op 8,6% van de attesten een korting toegepast. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2023, toen het aandeel 8,4% bedroeg.
Naast het OCMW-tarief (toegepast bij 1,5% van de attesten), zijn kortingen wegens werkloosheid en invaliditeit het vaakst van toepassing.
Dat kinderen in kansarmoede gemiddeld een lager tarief betalen, is deels te verklaren doordat:
Gezinnen kunnen een belastingvermindering krijgen voor de kosten van kinderopvang.
Dat betekent dat de opvangkosten deels gerecupereerd kunnen worden via de belastingaangifte.
Meer informatie vind je op de website van de Vlaamse overheid.
Voor meer details en cijfers op lokaal niveau kan je terecht op de pagina Cijfers op maat
Daarnaast wordt er geregeld wetenschappelijk onderzoek gevoerd over kinderopvang en het gebruik ervan. De rapporten vind je op de pagina Achtergrondinformatie en documentatie.
Team Datamanagement bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring.