Cijferrapport

Kinderopvang baby's en peuters

Ga snel naar...

Cijfers over kinderopvang baby's en peuters op lokaal niveau.

Cijfers op maat

Ontdek welke bronnen we gebruiken voor onze kwaliteitsvolle data.

Achtergrondinformatie en documentatie
In dit themarapport vind je kerncijfers over de kinderopvang in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: het formele opvangaanbod, het gebruik van dit aanbod en het inkomenstarief dat de gezinnen betalen.

Plaatsen en locaties opvang baby's en peuters

Eind 2024 waren er 5.524 opvanglocaties voor baby's en peuters, goed voor een totaal van 93.175 vergunde plaatsen.  

Lichte groei in 2024

  • In vergelijking met 2023 was er:
    • een toename van 1191 plaatsen in de groepsopvang
    • een daling van 126 plaatsen in de groepsopvang samenwerking
    • een daling van 925 plaatsen in de gezinsopvang. Er zijn nog steeds meer dan 20.000 plaatsen in de gezinsopvang. Dit vertegenwoordigt 22,2% van het totale aantal opvangplaatsen voor baby’s en peuters.
  • Ondanks de sterke stijging in de groepsopvang bleef de netto aangroei beperkt tot 140 plaatsen, door de daling in de gezinsopvang. Dit komt neer op een stijging van 0,15%.

Redenen voor wegvallen van plaatsen

Plaatsen vallen vooral weg door:

  • locaties die stoppen (477 stoppers tegenover 286 starters)
  • schorsingen (27 locaties) of opheffingen (14 locaties)

Evolutie lange termijn: groei ten opzichte van 2014

  • In vergelijking met 2014 zijn er in 2024 1.491 extra opvangplaatsen bijgekomen, wat overeenkomt met een stijging van 1,6%.

Regionale evolutie van opvangplaatsen in 2024

De evolutie van het aantal plaatsen verschilt per gewest en provincie

Per gewest

  • Vlaanderen: +185 plaatsen
  • Brussels Hoofdstedelijk Gewest: -45 plaatsen (-0,7%)

Per provincie

  • Antwerpen: +210 plaatsen (+0,8%)
  • West-Vlaanderen: +36 plaatsen (+0,2%)
  • Vlaams-Brabant: nagenoeg stabiel (+5 plaatsen)
  • Limburg: nagenoeg stabiel (+2 plaatsen)
  • Oost-Vlaanderen: -67 plaatsen (-0,3%)

Meer opvangplaatsen per kind

Er zijn in 2024 45,7 plaatsen per 100 kinderen tussen 0 en 3 jaar. Dit is een stijging ten opzichte van 2023 (44,6 plaatsen per 100 kinderen).  Deze stijging betekent dat er meer opvangcapaciteit beschikbaar is in verhouding tot het aantal jonge kinderen. Dat komt niet zozeer door een sterke groei van het aantal plaatsen, maar wel door een lichte daling van het aantal kinderen onder de 3 jaar.

Toename van inkomensgerelateerde plaatsen

In 2024 is 85,1% van de plaatsen voor baby’s en peuters inkomensgerelateerd. Ouders betalen er een tarief dat afhangt van hun gezinsinkomen. 

  • Totaal aantal inkomensgerelateerde plaatsen: 79.284
  • Toename t.o.v. 2023: +4.799 plaatsen (+6,4%)

De stijging is vooral het resultaat van de beslissing van de Vlaamse Regering om bestaande plaatsen om te schakelen naar plaatsen met inkomenstarief, gekoppeld aan een verhoogde subsidie.

Verdeling per subsidietrap eind 2024

  • Niet-gesubsidieerde plaatsen (T0):
    4.054 plaatsen (4,3%) ontvangen geen subsidie van Opgroeien.
  • Basissubsidie (T1):
    12.292 plaatsen (13,1%) ontvangen enkel de basissubsidie.
  • Subsidie inkomenstarief (T2):
    77.474 plaatsen (82,6%) krijgen de subsidie inkomenstarief.
    • Van de T2-plaatsen krijgen 3.607 plaatsen (3,8%) een extra subsidie om kwetsbare gezinnen extra te ondersteunen.

Opmerking: Deze cijfers omvatten ook 645 vergunde plaatsen die exclusief voor schoolkinderen bestemd zijn.

Evolutie door recente uitbreidingsrondes 

De Vlaamse Regering investeerde in omschakeling van bestaande plaatsen naar inkomenstarief, creatie van nieuwe plaatsen inkomenstarief en vrije toegang tot de basissubsidie. Resultaat:

  • Het aantal niet-gesubsidieerde (T0) plaatsen daalde met 286. Deze daling is minder sterk dan in eerdere jaren:
    • 2022: -3.528 plaatsen
    • 2023: -4.213 plaatsen
  • Het aantal T2-plaatsen met inkomenstarief steeg in 2024 met 6.070 plaatsen, goed voor een groei van +8,5%.

Het aandeel van de plaatsen met subsidie inkomenstarief verschilt per regio:

  • Limburg heeft het hoogste aandeel: 89,9% van de plaatsen
  • Vlaams-Brabant scoort het laagst binnen Vlaanderen: slechts 79,6% van de plaatsen
  • In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt 70,7% van de vergunde plaatsen de subsidie inkomenstarief.

Gebruik van de opvang

Het gebruik van kinderopvang wordt op twee manieren berekend:

Methode 1: momentopname in september

We berekenen het aandeel kinderen tot 3 jaar dat in de maand september in de formele opvang aanwezig was.

  • In september 2024 maakte 51,4% van de kinderen tussen 2 maanden en 3 jaar uit het Vlaams Gewest gebruik van formele opvang. Dat is lager dan in 2023, toen het gebruik op 52,3% lag.
  • In West-Vlaanderen ligt het gebruik traditioneel hoger. Ook in 2024 was dat zo: 57,8% van de kinderen gebruikte opvang.
  • Vlaams-Brabant had het laagste gebruik, met 47,9% van de kinderen in formele opvang.

Het gebruik van formele kinderopvang in september 2024 varieert naargelang de leeftijd van het kind.

  • Kinderen tussen 12 en 30 maanden maken het meest gebruik van opvang: bijna 7 op de 10 zitten in formele opvang.
  • Bij jongere baby’s is het gebruik aanzienlijk lager: 24,5% van de kinderen tussen 2 en 5 maanden ging in september naar formele opvang.
  • Kinderen vanaf 30 maanden maken nog minder gebruik van opvang: slechts 11,9% zat in formele opvang. Veel kinderen gaan dan al naar de kleuterschool, wat het lagere cijfer verklaart.

Methode 2: terugblik op opvanggebruik sinds geboorte

We bekijken het opvanggebruik van kinderen tot maximaal 3 jaar sinds hun geboorte, zelfs als ze op het moment van de berekening niet meer in de opvang zitten.

  • In 2024 maakte 63,4% van de kinderen tussen 2 en 35 maanden sinds hun geboorte gebruik van formele opvang. Dat is licht gedaald ten opzichte van 2023, toen het aandeel 63,7% bedroeg.
  • Het opvanggebruik verschilt per provincie:
    • West-Vlaanderen scoort het hoogst: 70,8% van de kinderen heeft er ooit formele opvang gebruikt.
    • In Vlaams-Brabant is dit slechts 58,7%.
  • Bijna 3 op de 4 kinderen tussen 2 en 3 jaar  waren ooit aanwezig in de formele opvang

Provinciale verschillen in gebruik naar leeftijd

  • In West-Vlaanderen maakte 81,1% van de kinderen tussen 30 en 35 maanden ooit gebruik van formele opvang.
  • In Vlaams-Brabant ligt dat aandeel aanzienlijk lager: 68,2%.
  • Ongeveer 25% van de 3-jarigen maakte in de eerste levensjaren geen gebruik van formele opvang.
    Onderzoek toont aan dat sommige van deze kinderen wel informeel worden opgevangen, en dat er veel uiteenlopende redenen zijn waarom ouders formele opvang niet gebruiken.

Verschillen in gebruik naar origine en kansarmoede

Het gebruik van formele opvang varieert sterk naargelang de origine van de moeder en de kansarmoedesituatie van het gezin:

  • Kinderen met een moeder van Belgische origine: 76,4% maakte ooit gebruik van formele opvang.
  • Kinderen van moeders met een andere origine: lager gebruik. Voorbeeld: nog geen 30% van de kinderen met een moeder met geboortenationaliteit uit een Maghrebland maakte gebruik van formele opvang.
  • Kinderen in kansarmoede: slechts 37,1% maakte gebruik van formele opvang.
  • Kinderen niet in kansarmoede: hier ligt het gebruik veel hoger, namelijk op 68,5%.
  • Kinderen in kansarmoede met een moeder van niet-Belgische origine: slechts 32,9% ging naar de opvang. Kinderen niet in kansarmoede met een moeder van Belgische origine: het gebruik ligt hier op 78,1%. Het verschil tussen deze groepen wordt steeds groter, omdat het gebruik bij kinderen met een moeder van niet-Belgische origine daalt.

Het verschil in gebruik van formele kinderopvang tussen de kansengroepen is zichtbaar in alles provincies. Ook in vele gemeenten verschilt het gebruik naargelang de kansarmoedesituatie van het gezin en de origine van de moeder.

Naar welk type opvang gaan kinderen

Meeste kinderen in groepsopvang, maar gezinsopvang blijft belangrijk

Meer kinderen in opvang met inkomenstarief

Ruim 85% van de opgevangen kinderen gaat naar een locatie met inkomenstarief. Dat is een forse stijging tegenover 2023, toen dat aandeel nog 78% bedroeg.

Op welke leeftijd starten kinderen in de formele opvang?

  • Van de kinderen geboren in 2022 die gebruik maken of maakten van formele opvang, startte 58% vóór de leeftijd van 6 maanden. 12,5% van de kinderen begon pas na hun eerste verjaardag met formele opvang.
  • In vergelijking met het geboortejaar 2021 ligt het aandeel vroege starters lager: toen begon 61,3% vóór 6 maanden.
  • Kinderen met een moeder van Belgische origine starten duidelijk jonger met formele opvang dan kinderen van moeders met een andere herkomst.

 

 

Hoe dikwijls gaan kinderen naar de opvang?

Gemiddeld aantal opvangdagen stijgt verder

Kinderen geboren in 2022 die gebruik maken van formele opvang, gingen gemiddeld 292 dagen naar de opvang tijdens hun eerste drie levensjaren.

Het totaal aantal opvangdagen blijft stijgen na de coronaperiode:

  • Kinderen geboren in 2019: gemiddeld 263 dagen
  • Kinderen geboren in 2022: gemiddeld 292 dagen

Deze toename toont aan dat de invloed van de coronapandemie verder afneemt (de laatste maatregelen vielen weg in 2022).

Het gemiddeld aantal dagen het hoogst in het tweede levensjaar

  • In 2022 (eerste levensjaar): gemiddeld 75 dagen
  • In 2023 (tweede levensjaar): gemiddeld 140 dagen
  • In 2024 (derde levensjaar): gemiddeld 99 dagen

Grote verschillen achter het gemiddelde

Achter het gemiddelde schuilen grote individuele verschillen:

  • 8% van de kinderen ging maximaal 100 dagen naar de opvang.
  • 31,5% maakte 300 tot 400 opvangdagen gebruik van de opvang.
  • 18% ging meer dan 400 dagen.

Minder intensief gebruik bij kansarme gezinnen

Kinderen die niet in kansarmoede zijn geboren maken gemiddeld meer dagen gebruik van formele opvang dan kinderen die in kansarmoede geboren werden.

  • Kinderen in kansarmoede met een moeder van niet-Belgische origine gingen gemiddeld 211 dagen naar opvang.
  • Kinderen niet in kansarmoede met een moeder van Belgische origine gingen gemiddeld 306 dagen.

Dat verschil van 95 dagen wordt deels verklaard door de hogere instapleeftijd bij kansarme gezinnen (zie: Op welke leeftijd starten kinderen in de opvang?).

Waar gaan kinderen naar de opvang?

Steeds meer kinderen gaan naar opvang buiten de eigen gemeente

Ruim 28% van de kinderen die gebruik maken van formele kinderopvang, gaat naar een opvanglocatie in een andere gemeente dan de woonplaats. Dat aandeel stijgt licht maar gestaag jaar na jaar.

Er is veel lokale variatie: het percentage kinderen dat buiten de eigen gemeente wordt opgevangen verschilt sterk van gemeente tot gemeente. Voor meer detail: bekijk de gegevens per gemeente.

Een hoog of laag percentage zegt niet alles

Een laag of hoog percentage opvang buiten de gemeente wijst niet automatisch op voldoende of onvoldoende opvangplaatsen in de eigen woonplaats.

Ouders kiezen bijvoorbeeld voor een andere gemeente, omdat:

  • de opvang dichter bij het werk ligt
  • het tarief voordeliger is
  • de opvang beter aansluit bij hun voorkeuren

Hoeveel betalen gezinnen in de opvang?

Ruim 85% van de opgevangen kinderen gaat naar een opvanglocatie met inkomenstarief. Ouders betalen er een tarief dat afhangt van het gezinsinkomen. Enkel voor deze groep zijn er gedetailleerde cijfers beschikbaar over de betaalde prijs.

Gemiddeld inkomenstarief stijgt mee met index

In 2024 bedroeg het gemiddeld inkomenstarief 17,41 euro per dag. Dat is een stijging van 4% ten opzichte van 2023 – in lijn met de stijging van de index.

Verdeling van gezinnen volgens het betaalde inkomenstarief

  • Een groot deel van gezinnen betaalt minder dan 15 euro per dag: 37,3% van de gezinnen.
  • 15,5% van de gezinnen betaalt hoogstens het standaardminimumtarief van 6,24 euro.
    Dit aandeel daalt sinds 2020.
  • 18,9% van de gezinnen betaalt meer dan 25 euro per dag.
    Louter door de indexering van het inkomenstarief is dit aandeel fors gestegen:
    • 2022: 6,7%
    • 2023: 16,1%
    • 2024: 18,9%.

Gemiddeld inkomenstarief verschilt sterk naar kansarmoede en origine

Het gemiddeld tarief dat gezinnen betalen in de inkomensgerelateerde kinderopvang varieert sterk naargelang de kansarmoedesituatie en de origine van de moeder.

Verschil naar kansarmoede

  • Kinderen in kansarmoede: gemiddeld 6,80 euro per dag
  • Kinderen niet in kansarmoede: gemiddeld 18,52 euro

Verschil naar origine van de moeder

  • Moeder van niet-Belgische origine: gemiddeld 11,84 euro
  • Moeder van Belgische origine: gemiddeld 19,24 euro

Genuanceerd beeld volgens kansarmoede en origine

  • Binnen de groep kinderen in kansarmoede is het verschil beperkt:
    • Belgische origine: 7,65 euro
    • Niet-Belgische origine: 6,30 euro
  • Binnen de groep kinderen die niet in kansarmoede leven is het verschil groter:
    • Belgische origine: 19,70 euro
    • Niet-Belgische origine: 13,48 euro

Individuele korting op inkomenstarief voor bepaalde gezinnen

Gezinnen die aan specifieke voorwaarden voldoen – zoals werkloosheid, een opleidingstraject, pleegzorg of andere situaties – kunnen in aanmerking komen voor een verminderd tarief.

In 2024 werd op 8,6% van de attesten een korting toegepast. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2023, toen het aandeel 8,4% bedroeg.

Meest voorkomende kortingen

Naast het OCMW-tarief (toegepast bij 1,5% van de attesten), zijn kortingen wegens werkloosheid en invaliditeit het vaakst van toepassing.

Lager tarief bij kinderen in kansarmoede

Dat kinderen in kansarmoede gemiddeld een lager tarief betalen, is deels te verklaren doordat:

Gezinnen kunnen een belastingvermindering krijgen voor de kosten van kinderopvang.
Dat betekent dat de opvangkosten deels gerecupereerd kunnen worden via de belastingaangifte.

Meer informatie vind je op de website van de Vlaamse overheid.

Meer cijfers en rapporten 

Voor meer details en cijfers op lokaal niveau kan je terecht op de pagina Cijfers op maat

Daarnaast wordt er geregeld wetenschappelijk onderzoek gevoerd over kinderopvang en het gebruik ervan. De rapporten vind je op de pagina Achtergrondinformatie en documentatie.

Ook interessant
Nog niet gevonden wat je zocht?
Vraag het aan team Datamanagement
Diederik Vancoppenolle, wetenschappelijk adviseur Opgroeien

Team Datamanagement bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring. 

Team Datamanagement