Cijfers over geboorte en vruchtbaarheid op lokaal én internationaal niveau.
Cijfers op maatOntdek welke bronnen we gebruiken voor onze kwaliteitsvolle data.
Achtergrondinformatie en documentatieIn 2024 registreerde Kind en Gezin 62.631 geboorten bij moeders met een woonplaats in het Vlaamse Gewest. Dat zijn er 399 minder dan in 2023 (-0.6%). In de som van het officiële geboortecijfer van Statbel en de geboorten in het wachtregister zien we ook een daling van die grootteorde (-0,9%).
Sinds 2011 kent het geboortecijfer vooral een dalende trend, met de toename in 2021 (+4,6%) als grote uitzondering. Door de daling in 2024 ligt het geboortecijfer nu op het laagste peil in 20 jaar. Het ligt wel nog iets boven de geboortecijfers van de periode 2001-2003 toen er minder dan 62.000 kinderen werden geboren.
Het geboortecijfer daalde in 2024 in elke Vlaamse provincie, behalve in Oost-Vlaanderen (+2%). In Vlaams-Brabant was de daling (-2,8%) groter dan in West-Vlaanderen (-1,3%), Antwerpen (-1%) en Limburg (-0,5%). De stijging in Oost-Vlaanderen doet zich wel enkel in de arrondissementen Aalst, Oudenaarde en Sint-Niklaas voor. Aangezien Kind en Gezin haar geboortecijfer 2024 al uitdrukt volgens de nieuwe indeling in fusiegemeenten die begin 2025 werd ingevoerd, mag bij de interpretatie van de provinciale evolutie in Antwerpen en Oost-Vlaanderen niet vergeten worden dat de fusie van Zwijndrecht (wat vroeger in de provincie Antwerpen lag) met Beveren en Kruibeke (uit Oost-Vlaanderen) tot gevolg heeft dat er meer geboorten bij Oost-Vlaanderen worden geteld en minder bij Antwerpen. Maar de stijging komt er niet alleen door de fusie.
Juli was de maand waar in 2024 (volgens de gegevens van Kind en Gezin) het hoogste aantal kinderen (5.629) werd geboren. In november en december werden het minste kinderen geboren (telkens minder dan 5.000 kinderen). Zowel in het eerste (-0,7%) als in het tweede semester van 2024 (-0,6%) zien we een afname van het aantal geboorten tegenover 2023. Achter die algemene daling per semester gaat wel een meer gevarieerde evolutie per maand schuil waarin de ene maand meer en de andere minder geboorten kende in vergelijking tot 2023. De toename in februari (+3,8%) heeft zeker te maken met het feit dat 2024 een schrikkeljaar was en februari dus een dag meer telde. De sterkste daling deed zich in juni voor (-6,5% tegenover juni 2023).
Om de evolutie van het aantal geboorten te kunnen duiden, kijken we naar evoluties in de samenstelling van de populatie vrouwen (qua aantal, leeftijd en nationaliteit) en naar vruchtbaarheidscijfers, die een indicatie geven over de verhouding tussen het aantal borelingen bij vrouwen en het totaal aantal vrouwen.
Als we het aantal vrouwen op de meest vruchtbare leeftijden (20-40 jaar) vergelijken op het niveau van het Vlaamse Gewest, zien we dat er in 2024 iets meer vrouwen tussen 20 en 40 jaar waren dan in 2024 (+3.629, +0,4%). We weten op basis van niet opgenomen cijfers wel dat enkel het aantal vrouwen tussen 20 en 40 jaar van niet-Belgische nationaliteit is toegenomen in 2024 (+2,8%). Het aantal vrouwen van Belgische nationaliteit van die leeftijd bleef nagenoeg constant, hoewel de evolutie verschilt naar specifieke leeftijd.
Qua samenstelling van de populatie vrouwen zien we in 2024 een toename in de leeftijdsklasse 35-39 jaar (+2.099, +1%), de leeftijdsklasse 30-34 jaar (+1.741 ,+0,8%) en in de leeftijdsklassen 20-24 jaar (+850, +0,5%). In de leeftijdsklassen 25-29 jaar zien we een afname van het aantal vrouwen (-1.061, -0,5%). In 2024 is er een duidelijke daling van het aantal vrouwen van 29 jaar en een beperkte daling bij de 30-jarigen, 2 leeftijden waarop heel wat vrouwen vaak hun eerste kind krijgen. Dat er minder vrouwen van bepaalde leeftijden waren zou een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn voor de daling van het geboortecijfer.
Of het aantal geboorten beïnvloed werd door de mate waarin vrouwen in 2024 kinderen kregen, gaan we na aan de hand van vruchtbaarheidscijfers. De totale vruchtbaarheid drukken we uit in aantal kinderen per vrouw. Eigenlijk is dat een virtueel aantal kinderen dat per vrouw geboren zou worden, omdat het de optelsom is van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers die in een bepaald kalenderjaar worden vastgesteld, terwijl vrouwen kinderen krijgen in de loop van meerdere kalenderjaren.
We zien op basis van gegevens en berekeningen van Opgroeien dat het totale vruchtbaarheidscijfer (TVC) gedaald is van 1,52 in 2023 naar 1,50 in 2024. Het TVC lag de voorbije 20 jaar nooit lager.
Zowel het TVC voor Belgische (van 1,39 naar 1,37) als niet-Belgische vrouwen (van 2,19 naar 2,17) nemen af.
Onderliggend aan de daling van het TVC in 2024 zien we een gevarieerde evolutie van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers van vrouwen van verschillende leeftijdsklassen:
De daling van het geboortecijfer heeft dus zeker ook te maken met het feit dat zowel Belgische als niet-Belgische vrouwen tussen 25 en 30 jaar minder kinderen voortbrachten dan in 2023.
Dat het aantal geboorten verschilt tussen de provincies komt uiteraard ook deels voort uit een verschil in vruchtbaarheidscijfers. In Antwerpen ligt het TVC het hoogst (1,57), in Limburg het laagst (1,42). In Vlaams-Brabant daalt het TVC het sterkst (van 1,53 naar 1,48).
Uit het dashboard met de provinciale cijfers leren we dat de vruchtbaarheidscijfers van zowel Belgische als niet-Belgische vrouwen in 3 van de 5 provincies dalen. In Oost-Vlaanderen en in Vlaams-Brabant daalt enkel het TVC van Belgische vrouwen en neemt het TVC van niet-Belgische vrouwen zeer beperkt toe.
De meest recent beschikbare Europese geboorte- en vruchtbaarheidscijfers gaan over het jaar 2023. In 2023 kenden Vlaanderen en België een daling van het geboortecijfer, net zoals bijna alle andere Europese landen. Enkel Malta, Portugal, Bulgarije, Cyprus en Ierland kenden in 2023 een toename van het geboortecijfer. Het geboortecijfer daalde procentueel het sterkst in Tsjechië, Roemenië en Polen. Enkel Polen, Roemenië, Letland, Slovakije, Litouwen, Italië en Spanje kenden in de periode 2017-2023 een aanhoudende daling van het aantal geboorten.
Vergeleken met de vruchtbaarheidscijfers van landen uit de Europese Unie voor 2023 situeert Vlaanderen (1,52) zich boven het Europese gemiddelde (1,38). Bulgarije is het land met het hoogste TVC (1,81), Malta het land met het laagste TVC (1,06).
Op basis van de meest recente vooruitzichten van het Federaal Planbureau en Statbel wordt opnieuw een toename van het aantal geboorten verwacht vanaf 2025. In 2035 zouden we terug meer dan 68.000 geboorten kennen volgens die ramingen over het officiële geboortecijfer. In 2040 zouden we volgens het Federaal Planbureau opnieuw meer dan 70.000 geboorten hebben in het Vlaams Gewest, al zal dat sterk afhangen van het feit of de assumpties over de evolutie en hoogte van vruchtbaarheidscijfers zich ook zal voordoen.
Er werden in 2024 – net zoals in de vorige jaren – meer jongens (51,1%) dan meisjes (48,9 %) geboren in het Vlaamse Gewest. We zien dit ook in elke provincie.
7,4% van de levend geboren kinderen werd prematuur geboren, waarvan 5,6% matig prematuur (34-36 weken).
Van 92% van de borelingen werd geregistreerd wat de pariteit was: 45,1% van de kinderen is het eerste kind van de moeder. 19,5% van de borelingen had rang 3 of hoger.
70,1% van de kinderen had bij geboorte een moeder die tussen 25 en 35 jaar was. 16,7% had een moeder tussen 35 en 40 jaar. In 2024 nam vooral het aandeel kinderen met een moeder tussen 25 en 30 jaar af en nam het aandeel moeders met een leeftijd tussen 30 en 40 jaar toe.
Het aandeel borelingen met een moeder jonger dan 20 jaar (0,9%) en het aandeel met een moeder ouder dan 40 jaar (3,7%) blijft beperkt en de laatste jaren stabiel.
In 2024 nam het aandeel geboorten bij vrouwen onder de 30 jaar verder af. Sinds 2015 is het aandeel kinderen met een moeder onder de 30 jaar bij de geboorte zelfs afgenomen met meer dan 9 procentpunt (van 48,1% naar 38,8%).
We zien die verschuiving naar meer borelingen met een moeder van 30 jaar of ouder in de grafiek vooral bij de eerstgeborenen. Van de eerstgeborenen in 2024 heeft 52,1% een moeder jonger dan 30 jaar. In 2019 was dat nog 59,7%. 12,2% van de eerstgeborenen heeft een moeder van 35 jaar of ouder, een toename met 1,6 procentpunt sinds 2019.
In 2024 had 23,8% van de borelingen een moeder met een niet-Belgische nationaliteit. Dat is hoger dan de voorgaande jaren. Het aandeel kinderen met een moeder met een niet-Belgische nationaliteit lag in 2024 het hoogst in de provincie Antwerpen (28,5%) en het laagst in de provincie West-Vlaanderen (19,2%).
Het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) verspreidt relevante geboortegegevens op kindniveau volgens de geboorteplaats (terwijl Kind en Gezin rapporteert op basis van woonplaats bij geboorte). De onderstaande figuren bevatten cijfers over het aandeel borelingen dat in Vlaanderen geboren wordt via keizersnede of technische hulpmiddelen, het aandeel kinderen dat overgebracht wordt naar een neonatale afdeling, het aantal kinderen van een meerling en het aantal kinderen met een laag geboortegewicht.
Team Datamanagement bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring.