Huizen van het Kind

Intergemeentelijk samenwerken

Op heel wat plaatsen zijn er of denkt men aan een intergemeentelijk Huis van het Kind. Maar hoe kom je dan als één huis naar buiten en hoe schrijf je een gemeenschappelijk verhaal. Hoe werken aan betrokkenheid van alle deelnemende gemeenten?
Ga snel naar...

Waarom

Er zijn tal van redenen te bedenken waarom Huizen van het Kind (HvK) intergemeentelijk kunnen zijn:

  • er wordt een link gemaakt naar partners die over een groter werkingsgebied actief zijn;
  • middelen kunnen efficiënter worden ingezet;
  • heel pragmatisch: soms is het makkelijk om je wagonnetje aan te haken aan een goede locomotief;
  • ...

Anderzijds kunnen er ook snel valkuilen opduiken: er kan een verschil in visie ontstaan, er moet afgewogen worden of elke gemeente wel voldoende aan bod komt, … allemaal redenen om dieper in te gaan op de do’s en dont’s van het intergemeentelijk samenwerken.

Moeilijkheden

Voorafgaand aan de workshop hielden we een korte bevraging bij een aantal bestaande intergemeentelijke Huizen van het Kind, om te peilen naar de voornaamste problemen waar zij tegenaan liepen. Twee clusters sprongen eruit:

  • Hoe maak je (intern en extern) een gemeenschappelijk verhaal van een intergemeentelijk Huis van het Kind?
    • Intern kunnen er spanningen zijn met het lokaal bestuur, wanneer verschillende besturen verschillende accenten leggen, of verschillende snelheden aan de dag leggen.
    • Ook de organisatiestructuur is misschien anders wanneer er intergemeentelijk wordt samengewerkt?
    • Hoe communiceer je (intern en extern) het verhaal van een intergemeentelijk HvK?
  • Wat met fysieke locaties in een intergemeentelijk HvK? Wanneer er één locatie is, spreekt men dan al niet snel van het HvK van die gemeente? Hoe blijven de andere gemeenten dan in beeld?

Tips en tricks over een gemeenschappelijk verhaal

Voor je van start gaat

  • Dé gouden regel: bespreek grondig per gemeente visie en beschikbare werkuren. Het is geen overbodige luxe om van elke gemeente een uitgeschreven nota te vragen, met daarop wat ze verwachten van het HvK, welke doelstellingen het HvK voor hun gemeente moet nastreven en welke engagementen in uren en middelen het bestuur daarvoor wil aangaan. Zo kan je naderhand evalueren en zo nodig bijsturen.
  • Daarna kan je dan de visies van de gemeenten (en die van de partners) gaan samen leggen en bundelen tot een gemeenschappelijke visie van het HvK. In deze fase zullen onderwerpen aan bod komen als:
    • zijn onze partners ook intergemeentelijk actief? Voor en nadelen daarvan?
    • hoe moet het aanbod van het HvK zich spreiden over het werkingsgebied? Gaan we in elke aangesloten gemeente hetzelfde aanbod brengen? Moet je dan dezelfde lezing echt x keer gaan organiseren? Is dat wat we in onze visie verstaan onder een optimaal aanbod? Neem je verschillen in bevolking mee in het aanbod en hoe? Wat is een goed evenwicht tussen gemeentelijke profilering en een optimaal aanbod

Het voorbeeld werd gegeven van een intergemeentelijk HvK waarin één van de vier gemeenten een beduidend hoger kansarmoedecijfer had dan de drie anderen of van een intergemeentelijk HvK met één centrumstad en twee kleine randgemeenten: hoe spreid je, gegeven die lokale parameters, optimaal je aanbod over je ganse werkingsgebied?

Over het organigram

  • denk na over hoe je je intergemeentelijke werking naar je organigram wil vertalen. Voorbeelden zijn:
    • een beleidsgroep met mandatarissen uit elke gemeente die de grote beleids- en de financiële beslissingen neemt;
    • een werkgroep van je HvK die enkel dient om de intergemeentelijke werking op mekaar af te stemmen: in die werkgroep zitten dan mensen uit elke gemeente die actiepunten uit bvb de stuurgroep vertalen naar gemeentelijke plannen van aanpak;
  • er zit sowieso iemand van (of uit) elke gemeente in de stuurgroep, al dan niet met een gemeentelijk mandaat;
  • hoe zit het met gemeentelijke vertegenwoordiging in de werkgroepen ? En wat is de link met de prioriteiten die de gemeente gesteld heeft ? (Zo kan je, wanneer een gemeente bvb kinderarmoede als prioritaire doelstelling gesteld heeft, aan de bel trekken wanneer die gemeente niet vertegenwoordigd is in de werkgroep kinderarmoede.)
  • bekijk of/hoe bestaande lokale samenwerkingsverbanden kunnen samengaan (vb LOK: opm. een flexibelere regelgeving zou handig zijn).

Aanbod

  • Het aanbod hoeft ook binnen een intergemeentelijk HvK niet voor elke aangesloten gemeente hetzelfde te zijn. Vertalen van het generieke aanbod naar gemeentelijke noden en doelstellingen is zinvoller dan overal copypasten. Het samen- gevoel van een Huis wordt ook groter wanneer je bij je planning van aanbod in termen van het ganse werkingsgebied denkt. Hou er dan wel rekening mee dat misschien niet alle doelgroepen mobiel genoeg zijn om zich vlot doorheen het hele werkingsgebied te verplaatsen.
  • Het is niet omdat je HvK intergemeentelijk is, dat je partners dat dan automatisch ook zijn. Maak de blinde- vlek- oefening.
  • Je kan ook buiten je werkingsgebied gaan kijken en projecten en ideeën uitwisselen tussen verschillende Huizen van het Kind.

Communicatie

  • Ook de naam die je kiest, zegt al iets over het wij- gevoel binnen het werkingsgebied (er is op dat vlak een verschil tussen enerzijds de namen HvK Klein Brabant of Middenkempen of anderzijds HvK Zoersel- Brecht- Zandhoven- Schilde- Wijnegem). Hetzelfde met je toegang tot de website: voor een aantal intergemeentelijke Huizen kom je op de website als je huisvanhetkind en dan de naam van de eigen gemeente intikt. Gemakkelijker voor de eigen inwoners, maar weten die dan dat hun HvK intergemeentelijk is ?
  • Een gemeenschappelijke flyer leidt tot een groter gemeenschappelijk gevoel.

Tips en tricks over fysieke locatie

  • De zorg voor bereikbaarheid leidt tot verschillende manieren waarop de huizen worden vormgegeven. De context bepaalt sterk welke keuze de voorkeur krijgt.
    • In een uitgestrekte, landelijke regio leidt één fysiek huis niet tot grotere toegankelijkheid. Het huis is dan vooral toegankelijk voor de inwoners van de gemeente waar het huis gevestigd is. De keuze voor een virtueel huis kan dan interessanter zijn , op voorwaarde dat er tijd en middelen gaan naar het onderhoud van website, een actieve facebook, samenstellen van nieuwsbrief…
    • Een alternatief is een centraal Huis van het Kind, waar voornamelijk regionaal aanbod in wordt ondergebracht. Met daarnaast lokale antennes. Deze antennes kunnen plekken zijn waar aanbod wordt georganiseerd, of contactpunten waar men terecht kan voor vragen, afspraken, informatie…
    • In een kleinere regio kan een fysiek huis in één gemeente wel een goede keuze zijn. Belangrijk is dan dat er in alle communicatie zorg wordt gedragen voor het gemeenschappelijke verhaal, en dat het engagement van de verschillende gemeenten gelijkaardig is. Het huis heeft dan best ook een outreachende werking.
    • Sommige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden dromen van een mobiel Huis van het Kind.
  • Zowel een fysiek als een virtueel huis vragen ernstig promowerk. Hiervoor voorzien de lokale besturen best de nodige tijd. Dit hoeft niet per sé de coördinator te zijn. Ook de personeelsinzet kan over de gemeenten verdeeld worden vb. communicatieambtenaar van gemeente x, coördinator van y, sport- en jeugdwerker, … vormen samen een team. Er moet in elke geval per gemeente een duidelijk aanspreekpunt zijn.
  • Voor welke vorm je ook kiest, je organiseert best ergens ontmoetingsplekken. Liefst met vrije inloop.
  • Elke organisatievorm vereist middelen en tijd.
  • Wanneer er gekozen wordt om in elke gemeente een fysieke locatie te voorzien, is er best een gemeenschappelijk plan. Lokale dynamieken geven immers een verschil in tempo. Dan is het handig als je op voorhand afspraken hebt over vb. toeleiding, registratie (en wat de bedoeling is van registratie), toegankelijkheid, gebruikersparticipatie…