Taalstimulering en meertaligheid

Maximale taalkansen voor elk kind

Hoe kunnen we de taal van alle jonge kinderen stimuleren? 

Je stimuleert taal bij jonge kinderen door hen de hele dag door een rijk taalaanbod te geven. Taalstimulering gebeurt best op een heel natuurlijke manier, door bijvoorbeeld tijdens het koken, poetsen of spelen te benoemen wat je doet en ziet of opdrachtjes te geven, zodat jonge kinderen actief en al doende taal verwerven. Professionals moeten alle kansen grijpen om talig bezig te zijn met kinderen door onder andere in te spelen op wat kinderen zelf aanbrengen.  

De adviezen over taalstimulering zijn pas zinvol als het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen hoog is. Het is met andere woorden belangrijk dat kinderen zich veilig en goed voelen in hun omgeving en zich betrokken voelen bij wat er zich afspeelt in die omgeving. Welbevinden en betrokkenheid zijn basisvoorwaarden voor ieders ontwikkeling. 

De belangrijkste uitgangspunten zijn: 

  1. Veel spreekkansen bieden Voer gesprekjes met kinderen, sluit aan bij hun interesses, kom op ooghoogte met het kind, geef kinderen tijd om te reageren, … Stel veel en verschillende soorten vragen. 
  2. Inspelen op taaluitingen Reageer op wat kinderen zeggen, vraag door, daag kinderen uit, … Reageer op fouten door juist te herhalen.
  3. Een goed taalaanbod geven 

Gebruik rijke taal: praat spontaan en natuurlijk, praat rustig, gebruik volledige zinnen,…  Gebruik begrijpelijke taal: maak nieuwe taal zichtbaar en tastbaar voor het kind met visuele ondersteuning, biedt context aan, volg op of kinderen je begrijpen,… 

In het wetenschappelijk dossier ‘Taalstimulering en meertaligheid bij kinderen van 0 tot 6’(dit is een externe link) vind je heel wat informatie over hoe je taal kan stimuleren voor alle jonge kinderen en specifiek voor meertalige kinderen.  

Zijn meertalige kinderen meer of minder taalvaardig?

Meertalige kinderen bouwen hun taalkennis in de afzonderlijke talen vaak iets trager op. Toch kunnen ze die achterstand op latere leeftijd inhalen.   

Daarvoor is wel voldoende kwaliteit (rijke taal, veel spreekkansen krijgen, …) en kwantiteit (veel taal) in het taalaanbod van elke taal nodig. Ook blijkt uit onderzoek dat de totale woordenschat - dat is de woordenschat over de verschillende talen heen - van meertalige kinderen vaak groter is dan die van ééntalige kinderen.  

Daarnaast leren kinderen heel wat over taal, wat ervoor zorgt dat ze vlotter een nieuwe taal leren. Ze leren bijvoorbeeld dat eenzelfde ding op verschillende manieren benoemd kan worden, dat verschillende talen soms dezelfde woorden gebruiken enz.   

Studies tonen aan dat wanneer kinderen een sterke basis hebben in de thuistaal, dit als een opstap kan dienen om een nieuwe taal aan te leren. 

Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand?

Hoe kunnen we meertalige kinderen ondersteunen voor hun start in de kleuterklas?

Leerkrachten, kinderbegeleiders, professionals gezinsondersteuning én ouders hebben heel wat vragen over hoe ze kinderen best kunnen ondersteunen in hun taalvaardigheid. Bij meertalige kinderen is de bezorgdheid vaak nog groter, omdat sommigen een volledig nieuwe taal beginnen leren op school. 

Er bestaan heel wat projecten en programma’s die jonge kinderen zo goed mogelijk voorbereiden op school, vaak met een focus op taal. Onderzoek toont aan dat er geen enkel positief effect is als ouders die zelf niet goed Nederlands kunnen, toch systematisch Nederlands praten met hun kind voor de start op school. Wat wél positief is in zo’n situatie, is zoeken naar andere manieren om een jong kind al kennis te laten maken met Nederlands voor het start op school. Cruciaal is dat het Nederlands wordt aangeboden door iemand die de taal vlot spreekt én dat de kwaliteit van het aanbod goed is: een rijke taal gebruiken, veel spreekkansen bieden aan het kind, inspelen op wat het kind zegt, … Dit kan bijvoorbeeld in de kinderopvang of door deelname aan groepsaanbod met ouders en kinderen. 

In het dossier ‘Omgaan met meertaligheid in het onderwijs’ van de Nederlandse Taalunie vind je heel wat vragen van beleidsmakers, professionals én ouders over dit thema. Acht taalwetenschappers uit het Nederlandse taalgebied hebben deze vragen beantwoord op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten. 

Wat als je bezorgd bent over de taalontwikkeling van een kind?

De (taal)ontwikkeling van kinderen verloopt grillig. Terwijl het taalverwervingsproces bij het ene kind wat trager gebeurt, slaat het andere kind al eens een stapje over. Het ene kind zal vooral investeren in begrijpen, het andere kind in proberen te praten, maar dat kan een paar maanden later al omgekeerd zijn. Hou het algemene ontwikkelingspatroon in je achterhoofd, maar wees niet te snel ongerust. Ieder kind is anders. 

Denk je dat er toch meer aan de hand is? Dan kan je als professional best eerst praten met de ouders. Ga na of zij hetzelfde ervaren. Als het gaat om een meertalig kind, achterhaal dan of het kind in een andere taal anders ontwikkelt.  

Denk niet te vlug aan taalachterstand. Er is een groot verschil tussen algemene taalachterstand (ontwikkeling) en taalachterstand in een taal(variëteit). Van jonge kinderen die het Nederlands niet als thuistaal hebben, kunnen we niet verwachten dat ze binnen de kortste keren de taalvaardigheid bereiken van een Nederlandstalige leeftijdsgenoot. Ze vertonen dan misschien wel achterstand in het Nederlands, maar dit is daarom niet zo in een andere taal (bijvoorbeeld de thuistaal). Kinderen moeten voldoende tijd krijgen om een taal (hier het Nederlands) te verwerven. Wees daarom heel voorzichtig met het gebruiken van de term ‘taalachterstand’.  

Je vindt hier meer info over wat normaal is in een meertalige taalverwerving. Lees hier meer over de taalontwikkeling bij meertalige kinderen en bezorgdheden die er vaak onterecht zijn

Probeer ook na te gaan of het taalaanbod thuis voldoende rijk is. Wordt er veel gesproken met het kind? Als je merkt dat kinderen thuis onvoldoende taalinput krijgen, ga dan samen op zoek naar laagdrempelige taalstimulerende activiteiten. Je kan de ouders hierin ondersteunen met informatie, door samen dingen te doen, … 

Wees voorzichtig met de term ‘taalarmoede’. Taalaanbod is vaak situatiegebonden. Als een ouder niet veel zegt bij het brengen en halen van het kind in de kinderopvang, wil dat niet zeggen dat die ouder thuis ook weinig communiceert met het kind. Als leesboekjes in de thuissituatie ontbreken, wijst dat niet noodzakelijk op een ‘taalarme’ omgeving. Uiteraard werken vertel- en prentenboekjes taalstimulerend, maar er zullen ook ouders zijn die verhalen vertellen zonder de ondersteuning van een boek. Het is niet eenvoudig om in te schatten hoe talig de thuisomgeving van een kind is, zeker als je de taal niet machtig bent. Ga vooral samen met ouders op zoek naar hoe je kinderen meer of beter kan ondersteunen in hun taalontwikkeling. 

Je kan in overleg gaan met andere professionals die het gezin kennen, uiteraard na toestemming van het gezin zelf. Hebben ze dezelfde bezorgdheden? Welke mogelijkheden zien zij? 

Kind en Gezin volgt de ontwikkeling van jonge kinderen op aan de hand van het Van Wiechenonderzoek. De taalontwikkeling is één van de topics die van nabij worden opgevolgd. Bij bezorgdheden wordt doorverwezen naar de behandelend arts. Lees meer over hoe taalontwikkeling wordt opgevolgd en de meest gestelde vragen van ouders.