Werksituatie in het gezin

Achtergrondinformatie en documentatie

Ga snel naar...

Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) – Perspectieven en leeftijdskeuzes

We bespreken de cijfers van de KSZ vanuit twee perspectieven:

  • Cijfers op kindniveau: kinderen naar de werksituatie van hun ouders. De cijfers in de visualisatie op kindniveau, gaan over de ouders, maar met kinderen als teleenheid. De cijfers volgens dit perspectief zijn niet terug te vinden op de website van de KSZ en vormen dus een unieke invalshoek die Opgroeien hanteert. We focussen in de tekst vooral op minderjarigen  (0-18 jaar), waar relevant bespreken we ook de gegevens voor jongeren in de leeftijdscategorie 18-25 jaar. Het gaat hier steeds om kinderen die in een huishouden wonen met de ouder(s). In de visualisaties in het themarapport kan je via selectie de data bekijken per leeftijdscategorie. Meer details vind je via cijfers op maat over dit thema.
  • Cijfers op ouderniveau: het betreft gegevens over de arbeidssituatie van mannen en vrouwen (met of zonder kinderen), waarbij volwassenen als teleenheid gelden. Bij de bespreking van de data over ouders bespreken we de data voor alle volwassenen tussen 18 en 65 jaar met kinderen (tot 25 jaar). Wanneer we het verschil in werksituaties tussen mannen en vrouwen met of zonder kinderen willen belichten, beperken we ons in de bespreking tot de populatie mannen en vrouwen van 26 tot 45 jaar omdat dit de leeftijd is waarop men doorgaans nog minderjarige kinderen heeft.

KSZ – Berekeningswijze

De gegevens over de arbeidsparticipatie in het gezin zijn afkomstig uit het datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ), maar worden door Opgroeien verder bewerkt en ontsloten.

De cijfers hebben betrekking op de situatie zoals de KSZ ze vaststelde op 31 december van het jaar. De meest recente gegevens zijn beschikbaar voor 31 december X-3.

Om het anonieme karakter van de data te waarborgen, voert de KSZ steeds een “small cell risk” analyse uit, waarbij er voor een combinatie van variabelen nooit aantallen kleiner dan 3 opgenomen worden, maar dat aantal vervangen wordt door de notatie 1 à 3. Om op lokaal niveau toch cijfers in de dashboards te kunnen opnemen, verving Opgroeien de 1 à 3 door het cijfer 2. In onze dashboards op maat (gebaseerd op KSZ-data op gemeenteniveau) heeft deze berekeningswijze soms als gevolg dat onze benadering iets afwijkt van de reële situatie. De sommatie van deze gegevens op hoger niveau (provincie of gewest) veroorzaakt daarnaast soms kleine procentuele verschillen (<0,1%) ten opzichte van de visualisaties getoond in het themarapport. Toch achten wij de gegevens als zeer relevant omdat ze op lokaal niveau een zeer goede indicatie geven van de werksituatie in gezinnen.

KSZ – Definities begrippen

Socio-economische posities

De cijfers over arbeidsparticipatie zijn gebaseerd op de socio-economische positie van volwassenen. De KSZ onderscheidt 4 hoofdcategorieën in die posities: werkend, werkzoekend, niet-beroepsactief en andere.

  • Bij de ‘werkenden’ onderscheiden we loontrekkenden, zelfstandigen en helpers.
  • Bij de ‘werkzoekenden’ gaat het om werkzoekenden met een werkloosheidsuitkering na een voltijdse of deeltijdse tewerkstelling of werkzoekenden na studies met een uitkering.
  • De categorie ‘niet-beroepsactieven’ omvat deelklassen zoals voltijds bruggepensioneerden, vrijgestelde werkzoekenden, arbeidsongeschikten en mensen die hun loopbaan volledig onderbroken hebben.
  • De categorie ‘andere’ heeft geen verdere onderverdeling en slaat vooral op de niet-werkenden (huisvrouwen/mannen, geschorste werkzoekenden, …), maar bevat ook werkenden die niet aangesloten zijn bij de Belgische sociale zekerheid (bv. diplomaten, personen die voor een organisatie werken die niet bijdrageplichtig is aan de Belgische sociale zekerheid …) die de KSZ vooralsnog niet bij de werkenden kan tellen. Gekende werkende grensarbeiders worden door Opgroeien niet meegeteld in de groep ‘andere’, maar worden toegewezen aan de werkenden.

Meer info: Datawarehouse | Structuur nomenclatuur (fgov.be)

 

Minimumsituaties

Omdat de categorie ‘andere’ ook kinderen met werkende ouders zou kunnen bevatten, moeten de cijfers over het aandeel kinderen in een gezin met of zonder werkende ouder(s) en het aantal ouders die ‘werken’ beschouwd worden als ‘minimumsituaties’. We kunnen het niet precies uitklaren, maar kunnen wel een indicatie geven van de ondergrens van het aandeel kinderen dat in een gezin zonder werkenden woont (namelijk het percentage kinderen dat bij 1 of 2 werkzoekende(n) en/of niet-beroepsactieve ouders woont) en we kunnen daarvoor ook de bovengrens afleiden (als alle ouders met categorie ‘andere’ niet zouden werken).

 

Ouders

Als we het over ouders hebben, bedoelen we de natuurlijke ouders als het kind verblijft in het gezin van zijn ouder(s). Als het kind in een ander type gezin verblijft, dan gaat het om de referentiepersoon en diens (eventuele partner).

 

Herkomst volgens KSZ

In de databestanden die de KSZ bezorgt aan Opgroeien wordt herkomst meegegeven volgens de definitie van Statistiek Vlaanderen.

  • Belgische herkomst: Dit betreft kinderen waarvoor geen vreemde herkomst gekend is. De huidige nationaliteit en de eerste nationaliteit van het kind en de eerste nationaliteit van de vader en de eerste nationaliteit van de moeder zijn niet gelijk aan een buitenlandse nationaliteit. Met andere woorden ofwel Belgisch, ofwel niet gekend dus.
  • Andere herkomst: Dit betreft kinderen van wie een vreemde herkomst gekend is. De huidige nationaliteit of de eerste nationaliteit van het kind of de eerste nationaliteit van de vader of de eerste nationaliteit van de moeder zijn gelijk aan een buitenlandse nationaliteit.

 

Werkintensiteit

De KSZ berekent de werkintensiteit als een afgeleide variabele die zowel het arbeidsregime als de duur van de arbeid van de volwassenen verrekend. In de data voor Opgroeien worden die werkgegevens afgezet t.o.v. de potentiële arbeidsparticipatie op gezinsniveau (indien de ouders een jaar lang voltijds zouden werken).

 

Arbeidsregime

Deze variabele cumuleert het percentage deeltijdse arbeid en is de som van het percentage deeltijdarbeid van alle deeltijdse jobs (dit kan leiden tot een arbeidsregime > 100%).

Een persoon kan ook een voltijdse job of een job als zelfstandige cumuleren met een deeltijdse baan. In dat geval bevat het gecumuleerd percentage deeltijdse arbeid het percentage deeltijdarbeid van die deeltijdse job.

Voltijds en onbekend heeft betrekking op personen die voltijds werken of zelfstandige zijn. Van zelfstandigen is het arbeidsregime niet gekend

 

Eurostat en Statbel – Perspectieven en leeftijdskeuzes

De cijfers over kinderen in gezinnen zonder betaalde arbeid, de cijfers over NEET-jongeren en de cijfers over mannen en vrouwen met of zonder kinderen die al dan niet werken, zijn gebaseerd op de data van de Europese Labour Force Survey (LFS) en de Belgische Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Het gaat om een door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie, waardoor de Europese landen onderling goed vergelijkbaar zijn. De uitvoering van de Belgische variant, de EAK, gebeurt onder de verantwoordelijkheid van Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). Jaarlijks vindt er een update van deze tijdreeksen plaats.

  • Voor kinderen in gezinnen zonder betaalde arbeid beperken we ons tot de enquêtegegevens voor kinderen onder de 18 jaar.
  • Voor gegevens over NEET-jongeren beperken we ons tot de enquêtegegevens voor jongeren van 15 tot 29 jaar. Tot 2022 was deze categorie beperkt tot 15 tot 24 jaar maar deze werd uitgebreid en daarom rapporteren we op de leeftijdsklasse 15 tot 29 jaar.
  • Voor de werksituatie van mannen en vrouwen met of zonder kinderen focussen we ons op de enquêtegegevens voor de leeftijdscategorie 25 tot 49 jaar omdat we willen nagaan of het hebben van kinderen een verschil geeft in de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen. Het is deze leeftijdscategorie die vaak nog minderjarige kinderen heeft.

Eurostat en Statbel – Berekeningswijze

Het betreft hier data op basis van enquête-gegevens. De vragen worden over de jaren heen soms anders gesteld en dan krijgen we een breuk in de data t.o.v. het verleden. In de visualisaties wordt dit duidelijk gemaakt door in de mouse-over een breuk in de gegevensreeks aan te geven. Op de website van Eurostat vind je meer informatie over de Labour Force Survey.

 

Eurostat en Statbel – Definities begrippen

NEET jongeren

NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training) zijn jongeren tussen 15 en 29 jaar die:

  • Geen opleiding volgden in een referentieperiode van 4 weken
  • Geen regulier onderwijs volgen
  • Geen opleiding volgen buiten het regulier onderwijs
  • Niet aan het werk zijn (ook niet als jobstudent)

De integratie van NEET-jongeren op de arbeidsmarkt is een belangrijk doel van de Jongerengarantie van de EU  en van het Vlaamse Jeugdwerkplan van de VDAB. NEET-jongeren vormen namelijk een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Jongeren die voor een langere periode noch werken noch een opleiding volgen, zijn ook in hun latere levensfases vaker werkloos of niet-beroepsactief.  

Meer informatie over NEET-jongeren via Steunpunt werk: Jongeren, NEET en vroegtijdige schoolverlaters - Steunpunt Werk

NEET-ratio

De NEET-ratio drukt uit hoeveel NEET-jongeren er zijn in relatie tot het totale aantal jongeren.

Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling (RVA) – rechthebbenden op ouderschapsverlof

De RVA levert ons de data over het aantal ouders dat ouderschapsverlof opneemt in een bepaalde periode.

Om ouderschapverlof te kunnen nemen, moet je een werknemer in loondienst zijn die tewerkgesteld is bij een werkgever onderworpen aan het Belgische recht en moet je een loon ontvangen waarop sociale bijdragen worden betaald voor de RSZ, met inbegrip van bijdragen voor de werkloosheid.

Er moet ook een verwantschapsband zijn met het kind voor wie er een volledige of gedeeltelijke onderbreking van de prestaties wordt gevraagd. Het recht op ouderschapsverlof wordt toegekend zolang het kind de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op de ingangsdatum van de gevraagde onderbreking. Beide biologische ouders of adoptieouders, kunnen voor hetzelfde kind ouderschapsverlof nemen. Elk van de ouders heeft recht op ouderschapsverlof voor hetzelfde kind. Dit recht is niet overdraagbaar van de ene naar de andere ouder.

Meer info: Ouderschapsverlof (rva.be)

RVA - Berekeningswijze

We rapporteren zowel over ouders die ouderschapsverlof opnemen met als zonder uitkering en rapporteren op basis van fysieke eenheden. Het gaat om een gemiddelde per maand dat berekend wordt door de RVA, dewelke gesommeerd worden om de cijfers op jaarniveau te bekijken. Ouders dienen immers ouderschapsverlof (onder welk stelsel dan ook) in maanden op te nemen. Indien een ouder ouderschapsverlof opneemt in een bepaalde maand dan telt dit mee voor 0,083 fysieke eenheden op jaarbasis (zijnde 1 gedeeld door 12). Als we deze cijfers optellen kunnen we spreken over een gemiddeld aantal ouders dat per jaar ouderschapsverlof opneemt.

RVA - Definities begrippen

Ouderschapsverlof betreft een thematisch verlof, dat wil zeggen een specifieke vorm van loopbaanonderbreking die ouders de mogelijkheid biedt hun arbeidsprestaties tijdelijk te schorsen of te verminderen om te zorgen voor hun kind(eren). Tijdens die onderbreking kunnen ouders maandelijkse uitkeringen krijgen die door de RVA worden betaald.  Elke ouder heeft recht op vier maanden voltijds ouderschapsverlof per kind (sinds 1 augustus 2012 uitgebreid van 3 naar 4 maanden).

Ouderschapsverlof kan opgenomen worden met een arbeidsonderbreking van 10%, 20%, 50%, 80% of 100%, Het verlofregime van 10% bestaat pas sinds juni 2019. Dit noemen we de keuze van het verlofstelsel.

Nog niet gevonden wat je zocht?
Vraag het aan team Beleidsonderbouwing
Diederik Vancoppenolle, wetenschappelijk adviseur Opgroeien

Het team Beleidsonderbouwing bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring. 

Team Beleidsonderbouwing