Toegankelijkheid

Waarom is aandacht voor toegankelijkheid belangrijk?

Toegang tot basisvoorzieningen voor kinderen, jongeren en gezinnen is niet alleen belangrijk met het oog op toekomstige ‘winsten’. Elk kind en elk gezin heeft recht op toegang en deelname, niet enkel omwille van de ‘return on investment’, maar ook omdat het bijdraagt aan hun welzijn in het hier-en-nu.

Recht op toegang en deelname: het kader

Het Kinderrechtenverdrag geeft aan elk kind zonder onderscheid (art 3 IVRK) het recht op ontwikkeling (art 6,2 IVRK), op vrije tijd en spel (art 31 IVRK), op toegang tot gezondheidszorg (art 24 IVRK) en op toegang tot passende informatie (art 17 IVRK). Staten zijn verplicht om ouders passende bijstand te geven in de uitoefening van hun opvoedingsverantwoordelijkheden door te voorzien in ‘de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg’ (art 18 IVRK). Bovendien heeft elk kind recht op een passende levensstandaard (art 27 IVRK) en zijn staten verplicht ouders hierbij de nodige ondersteuning te geven. 

Het Comité voor de Rechten van het Kind stelt in haar slotbeschouwingen naar aanleiding van het laatste Belgische rapport: ‘het stelsel van sociale voordelen voor alle kinderen en kansarme gezinnen in alle gewesten en gemeenschappen te herzien, en ervoor te zorgen dat deze een fatsoenlijke levensstandaard waarborgen, rekening houdend met de verschillende gezinssituaties, en alle kinderen in staat te stellen zonder discriminatie toegang te krijgen tot hun rechten krachtens dit het Verdrag. ‘ 

De Europese Commissie zet de Europese lidstaten aan om werk te maken van de realisatie van kinderrechten en meer in het bijzonder van toegankelijke en kwaliteitsvolle basisvoorzieningen. Recent heeft de Europese Raad op 14 juni 2021 een Europese kindergarantie ingesteld waarbij de lidstaten via nationale actieplannen gevraagd worden om alle mogelijke middelen te investeren om toegang tot kwaliteitsvolle diensten te verzekeren. 

‘Een van de belangrijkste bepalende factoren voor sociale uitsluiting bij kinderen is de ongelijke toegang tot essentiële diensten die van cruciaal belang zijn voor hun welzijn en de ontwikkeling van hun sociale, cognitieve en emotionele vaardigheden. Kinderen die in armoede leven of kinderen uit kansarme milieus krijgen vaker te maken met belemmeringen bij de toegang tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang.’  

Mattheuseffect: toegankelijkheid is geen evidentie

Opdat universele basisvoorzieningen echt toegankelijk zijn voor elk kind, jongere en gezin is er bijzondere aandacht nodig voor toegankelijkheid. Doen we dat niet, dan dreigt er een mattheuseffect te ontstaan. Dit wil zeggen dat hogere-inkomensgroepen relatief gezien meer voordeel halen uit sociale voorzieningen dan lagere-inkomensgroepen. 

Het mattheuseffect speelt bijvoorbeeld sterk in de kinderopvang. Momenteel maken de meeste gegoede gezinnen in Vlaanderen tweemaal zo vaak gebruik van de kinderopvang in vergelijking met de meest kansarme gezinnen (Van Lancker, Vandenbroeck, 2019). Wat verklaart dit mattheuseffect in de kinderopvang?  

Een eerste vraag die zich stelt is of het ongelijke gebruik van de kinderopvang in de eerste plaats iets zegt over de vraagzijde of over de aanbodzijde. ‘Vraagzijde’ verwijst dan naar de opvattingen over moederschap in bepaalde groepen, meer specifiek de mate waarin het idee aanwezig is dat een kind thuis hoort te zijn bij de moeder. ‘Aanbodzijde’ verwijst dan naar de manier waarop het aanbod georganiseerd is en voldoende beschikbaar is. Onderzoek leert dat dominante culturele ideeën over moederschap minder sterk een rol spelen. Het zijn vooral structurele beperkingen in het aanbod die het beperkte gebruik van kinderopvang door maatschappelijk kwetsbare gezinnen bepalen  

 Internationaal onderzoek leert dat volgende beperkingen in de aanbodzijde een belangrijke rol spelen in de toegankelijkheid: 

  • Het tekort aan kinderopvangplaatsen. 
  • Een ongelijke geografisch spreiding van het aanbod waarbij er minder kinderopvangplaatsen zijn in armere gebieden dan in rijkere gebieden. 
  • Weinig flexibele openingsuren waardoor het aanbod onvoldoende afgestemd is op de noden van ouders met onregelmatige werkuren en/of vroege of late werkuren. 
  • Hoge kostprijs voor ouders. 
  • Lage kwaliteit van het aanbod. In landen met lage kwaliteitsstandaarden (zoals bijvoorbeeld op vlak van groepsgrootte, aantal kinderen per begeleider, opleidingsvereisten, verloning, binnen- en buitenruimte en veiligheid) maken maatschappelijk kwetsbare gezinnen minder gebruik van het aanbod. Daarnaast vernoemen ouders een gebrek aan expertise in het omgaan met diversiteit en inclusie en weinig diversiteit in de teams als redenen voor een laag vertrouwen in het aanbod.   

Deze aspecten spelen ook in Vlaanderen een rol in de toegankelijkheid van de kinderopvang. Zo is er een tekort aan kinderopvangplaatsen en zijn de kinderopvangplaatsen geografisch ongelijk verdeeld. Er zijn meer kinderopvangplaatsen in rijkere gemeenten dan in armere gemeenten. Daarnaast houdt de spreiding van de inkomensgerelateerde opvang (d.w.z. kinderopvang waar ouder betalen volgens hun inkomen) geen rekening met sociale factoren zoals inkomen of het aandeel alleenstaande ouders. De inkomensgerelateerde plaatsen zijn eerder gelijk verdeeld dan dat ze inspelen op sociale noden. Dit weegt op de toegankelijkheid. Voor kansengroepen is nabijheid van groot belang want zij zijn immers minder mobiel.  

Verder is ook in Vlaanderen nood aan meer flexibele kinderopvang en is er werk aan de winkel op vlak van kwaliteit. Een grootschalige meting van de pedagogische kwaliteit in de kinderopvang toonde dat onder meer de educatieve ondersteuning van baby’s en peuters beter moet. Daarnaast scoorde de Vlaamse kinderopvang gemiddeld zeer laag voor het omgaan met de maatschappelijke diversiteit.