Huiswerk- en studieondersteuning

Samenwerken met scholen

Vanuit het oogpunt van de betrokken organisaties wordt beschreven hoe vandaag samengewerkt wordt met scholen.

Aanmelding/intake:

In een aanzienlijk deel van de projecten worden gezinnen aangemeld via scholen. Toch is niet altijd even duidelijk hoe, op basis waarvan en met welke verwachting vanuit de school, kinderen en gezinnen worden gevraagd om deel te nemen aan een ondersteuningstraject.

Contact tijdens een traject:

De rol van de school beperkt zich momenteel in vele gevallen tot de functie van toeleider. Soms voorziet de school ook een fysieke ruimte om de ondersteuning te laten plaatsvinden. Sommige praktijken staan er zelf op dat er verder geen rechtstreeks contact plaatsvindt tussen de vrijwilligers/ studenten en de school, onder andere om te vermijden dat gecommuniceerd wordt over de hoofden van de ouders heen. Wel kunnen ouders ondersteund worden om zelf vragen te uiten naar de school toe, of gaan medewerkers met hen mee naar een oudercontact.

Wanneer er wel rechtstreekse contacten plaatsvinden blijft het belangrijk om blijvend stil te staan bij de vraag hoe, wat en door wie gecommuniceerd wordt naar de school, met welke intentie(s). Vooral in werkingen waar studenten betrokken zijn bij het ondersteuningstraject (studenttutoringprojecten), wordt meestal de afspraak gemaakt om per school één specifieke contactpersoon – vaak een zorgleerkracht – aan te duiden die de student mee kan opvolgen en begeleiden. Een aantal initiatieven kiest er daarnaast voor om tussendoor een kort verslag door te sturen naar de scholen/contactpersoon. Zo gebeurt het bijvoorbeeld dat na elke sessie een (feedback)document ingevuld en verzonden wordt.

  • Bv. De Katrol laat studenten ook na elke bezoek een document invullen dat niet zozeer gebruikt wordt als communicatiemiddel over het traject van het kind/gezin, maar eerder bedoeld is als reflectie-instrument voor de student zelf.

Hoewel de rol van zo’n document kan verschillen, raden sommige organisaties wel aan hierover transparant te zijn naar de ouders toe en hen er mogelijks ook inhoudelijk bij te betrekken.

Andere projecten zetten tijdens het traject uitdrukkelijk in op de afstemming, uitwisseling en communicatie tussen de verschillende betrokken partijen. Hiermee willen ze onder meer de blijvende rol van de school in het opvolgen van het leer- en ontwikkelingsproces van elke leerling onderstrepen.

  • Bv. De huiswerkklas in Oostende houdt voor elke leerling een huiswerkmap bij die ze dagelijks aan hun ouders moeten tonen en in de klas aan hun leerkracht moeten voorleggen. Naast gesprekken met de ouders, gebeurt daarnaast ook regelmatig overleg tussen de verantwoordelijke van de huiswerkklas, de brugfiguur, de zorgcoördinator en/of de leerkracht.

Verbindend werken?

De initiatieven willen ondersteunend zijn voor kinderen en gezinnen in de hoop dat dat indirect het leren positief beïnvloedt. Hoewel scholen deze initiatieven vaak ook zelf aanspreken voor extra ondersteuning, blijkt er nauwelijks tot geen wezenlijke samenwerking. Dat maakt deze praktijken bij uitstek interessant: ze situeren zich op het snijvlak van onderwijs en welzijn, twee werelden die in de praktijk dicht bij elkaar liggen, maar tegelijk een heel eigen en onderscheiden taal spreken. Tegelijk worden heel wat mogelijkheden gezien in het verbindend werken tussen onderwijs- en welzijnsactoren en in het samen, vertrekkende vanuit de leefwereld van gezinnen, inspelen op de mogelijkheidsvoorwaarden voor betekenisvol leren.

Voor verschillende initiatiefnemers blijkt het echter niet vanzelfsprekend om samen met scholen een gedeeld engagement op te nemen en samen visie te ontwikkelen. Zo hebben een aantal actoren de ervaring dat de focus van scholen soms eerder gericht is op het huiswerk en de leerinhouden op zich, en minder op de omstandigheden waarin kinderen dit huiswerk moeten maken. Vooral over thema’s waar onderwijsactoren (m.n. leerkrachten) zich minder vertrouwd mee voelen of die ze (al dan niet terecht) minder tot hun ‘core-business’ rekenen, lijkt een gemeenschappelijke visie uitbouwen of/en wederzijdse verwachtingen afstemmen moeilijker. Toch worden er reeds kansen gevonden die een sterkere onderlinge communicatie, afstemming en samenwerking mogelijk zouden kunnen maken.

  • Bv. In het Coachingsproject Odissee is er naast het document, de afspraak om aan het eind van het traject een terugkommoment te organiseren waarbij zowel studenten als contactpersonen van de scholen aanwezig zijn en studenten rechtstreeks (kritische) vragen kunnen stellen en knelpunten kunnen bespreken.
  • Bv. Huiswerkbegeleiding organiseren in een laagdrempelig buurthuis. Leerkrachten worden gestimuleerd om langs te komen en mee ondersteuning te bieden.
  • Bv. Digitale oudercontacten blijken voor sommige gezinnen beter te werken dan fysieke contacten. In overleg met scholen kan er gezocht worden om een gemengd systeem van fysieke en digitale oudercontacten mogelijk te maken.
  • Bv. Katrol organiseert 3x per jaar een overleg met zorgleerkrachten en de huiswerkklas, waaruit ook nieuwe initiatieven zoals ‘de zomerklas’ en ‘taalkriebels’ zijn ontstaan. Dit platform zou ook kansen kunnen bieden om samen na te denken over visie-vorming en impact op langere termijn)